WBT_JPRemyGeorge Lawrence Price
Hij werd geboren op 15 december 1892 in Falmouth, Kings County, Nova Scotia. Als jonge man vestigde hij zich in Moose Jaw en werkte als landarbeider. Op 15 oktober 1917, als dienstplichtige, voegde hij zich bij het 210e Infanteriebataljon (Frontiersmen) van de Canadian Expeditionary Force in Moose Jaw, onder het nummer 256265. Hij voltooide zijn basistraining bij het 1st Saskatchewan Depot Battalion in Regina op 4 december 1917.
Vanuit Regina reisde hij naar Sint John's, waar hij op 21 januari 1918 aan boord ging van de H.M.S. 'Soctian' en op 6 februari 1918 in Liverpool arriveerde, waar hij zich bij het 15e Canadese Reservistenbataljon in Bramshott voegde. Daarna werd hij ingedeeld bij het 28e Canadese Infanteriebataljon (Saskatchewan North West Regiment).
Hij maakte de overtocht van Southampton naar Boulogne. Hij arriveerde op 2 mei 1918 in Étaples en voegde zich op 1 juni 1918 bij zijn eenheid, waar hij diende in compagnie A. Het 28e bataljon maakte deel uit van de 6e brigade van de 2e Canadese divisie.
Van 15 tot 17 augustus was hij gestationeerd in Damery en vocht daarna in Villers-Bretonneux. Op 26 augustus nam zijn brigade deel aan de verovering van Monchy-le-Preux en Wancourt.
Op 28 augustus was er de verovering van een belangrijk deel van de Duitse verdedigingslinie in het Fresnes-Rouvroy gebied.
Op 2 en 3 september werd de Drocourt-Quéant lijn bereikt.
Op 8 september 1918 werd hij vergast in de zone van het Kanaal van de Noord en werd hij naar de 1st Canadian Casualty Collection Station gestuurd voor behandeling en daarna naar het 26e Algemeen Ziekenhuis in Étaples.
Hij hervond zijn eenheid op 26 september 1918. Van 27 september tot 1 oktober nam hij deel aan de Slag bij het Kanaal van de Noord (in de sector Saint-les-Marquion - Moeuvres), met de verovering van de dorpen Marquion en Bourlon.
Op 8 en 9 oktober was er de verovering van Cambrai. Daarna volgde de achtervolging: Denain, de Slag bij Valenciennes met de verovering van de Mont Houy op 1 en 2 november.
Droits réservésVan 5 tot 7 november was er de oversteek van de grote Honnelle (Quiévrain - Crespin in België). Op de avond van 10 november kreeg het 28e bataljon de opdracht om vanuit Frameries op te trekken, de linies van het 29e bataljon te doorkruisen en door te gaan naar Havré, om de bruggen van het Kanaal van het Centrum te beveiligen.
Op 11 november vertrok het bataljon om 4.00 uur, trok door Hyon en bewoog zich richting het bos van Havré, waar ze lichte Duitse tegenstand moesten terugdringen en om 9.00 uur hun positie langs het kanaal tegenover Ville-sur-Haine bereikten. Op dat moment ontving het bataljon het bericht dat alle vijandelijkheden om 11.00 uur zouden stoppen.
Price en een vriend, Arthur Goodworthy, besloten uit eigen initiatief een patrouille van 5 mannen te maken om de huizen aan de andere kant van het kanaal te doorzoeken. Ze begonnen de huizen één voor één te inspecteren en zagen Duitse soldaten die mitrailleurs opstellen langs een muur die uitkeek op het kanaal. Er ontstond een vuurgevecht en de Duitsers trokken zich terug.
Om 10.57 uur werd Price dodelijk getroffen door een sluipschutter terwijl hij uit een huis stapte. Hij werd naar binnen gebracht en verzorgd door een Belgisch meisje, maar stierf om 10.58 uur, slechts twee minuten voor het wapenvuur stopte!
Een van de onderwijzeressen van Ville-sur-Haine vond een stoffen bloem die hij in een van zijn zakken bewaarde. Deze bloedschade aan de fluwelen esdoornbloem werd onder glas geplaatst met de volgende woorden: 'Op deze 11 november 1918, op het allerlaatste moment waarop de vrede werd getekend, viel jij voor ons, het laatste slachtoffer van een triest conflict. Dank je wel, George Price! Een druppel van je bloed bevlekte deze eenvoudige bloem die je op je borst verborg.'
Hij werd eerst begraven op de oude gemeentelijke begraafplaats van Havré en later werd zijn lichaam overgebracht naar de militaire begraafplaats van Saint-Symphorien. Postuum ontving hij de British War Medal en de Victory Medal.
